De Landbouwbruikbaarheidsproef
Met de landbouwbruikbaarheidsproef wordt de bruikbaarheid van het paard voor land- en bosbouw werkzaamheden beoordeeld. Er wordt gekeken naar hoe braaf en meewerkend het paard is en hoe trekvast en werkwillig hij is. Elk voor de land- of bosbouw beleerd paard mag hieraan deelnemen.

Bij het onderzoek wordt het paard belast met een trekweerstand, die oploopt tot ongeveer 20 – 25% van het lichaamsgewicht van het paard. Doel van de op te leggen trekweerstand is het beoordelen van de trekvastheid, de trekhouding en eventuele fysieke tekortkomingen die het paard beperken in zijn trekkracht. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van een slede die met een trekkrachtmeter gekalibreerd wordt voor de terreinomstandigheden, of een remwagen met instelbare trekweerstand.
© Hendrik de Kuijper
Het lichaamsgewicht wordt indicatief bepaald door toepassing van de formule: (borstomvang)2 x lichaamslengte / 11800.
De in te stellen trekweerstand is indicatief met 20-25% van het lichaamsgewicht als bovengrens.
Het traject is 500m en moet deels in stap en deels in draf afgelegd worden.
Het paard wordt aan een halster voorgebracht. Op het terrein moet hij worden opgetuigd en ingehaakt. Het paard mag tijdens het optuigen en inhaken worden vastgehouden door een ander persoon, maar dat hoeft niet. Sterker nog: hoe minder hulp, hoe hoger het cijfer.

Het resultaat van de verschillende onderdelen worden gezamenlijk verwerkt in de eindbeoordeling. AA is de hoogste beoordeling. Als het paard als bruikbaar beoordeeld is, wordt een certificaat uitgereikt.
Het volledige regelement kun je hier downloaden.